Geschiedenis
Geschiedenis van korenmolen Windlust
Daar waar men heden ten dage aan de Radewijkerweg nummer 19a de prachtige molen van Radewijk kan aanschouwen, liepen anderhalve eeuw geleden nog schapen te grazen op de heidegronden van de Radewijker Marke. In 1832 was het nog gemene grond, ofwel land dat nog niet in cultuur gebracht was en toebehoorde aan de gemeenschappelijke markegenoten. Trots rijst de molen omhoog in het vlakke land rond Radewijk.
In de zomer van 1861 kocht Jan Antonie van Houselt, die destijds in Lutten woonde, een perceel grond van de gebroeders Jan en Egbert Hutten. Voor een bedrag van precies honderd gulden werd Van Houselt de rechtmatige eigenaar van tachtig aren grond, gelegen aan de Hanekamps-kamp. Jan Antonie was in 1833 geboren in Stad Ommen als zoon van jachtopziener Ruth van Houselt en Hendrika van Elburg. In 1860 trouwde hij in Heemse met Everdina Klazina Bouwhuis uit Gramsbergen. Hij had geleerd voor molenaar en zag nu zijn kans schoon zelf een eigen molen op te richten. Daarvoor moest hij wel eerst de nodige vergunningen krijgen. Zo vinden we zijn brieven gericht aan de gemeente Ambt Hardenberg, de Gedeputeerde Staten van Overijssel en de Minister van Financiën in ‘s-Gravenhage. Door alle instanties werd vergunning verleend en zo verscheen op het stukje heidegrond aan de Hanekamps-kamp een korenmolen van het type grondzeiler – een vrij lage molen waarvan de wieken bijna de grond raakten. Nabij de molen werd ook een woning gebouwd. In februari 1862 ruilde Van Houselt met zijn zwager Bouwhuis enkele stukjes grond in de gemeente Gramsbergen voor een mooi stuk bouwland genaamd De Hanekamp.
Om een molen en een huis te kunnen bouwen was natuurlijk veel geld nodig. Er werd dan ook een bedrag van vierduizend gulden geleend van de blinde Hendrik Hulzebosch uit Gramsbergen. De verschuldigde rente bedroeg vier procent. In de daarvan opgemaakte hypotheekakte verklaarde Van Houselt verder geen schulden te hebben uitstaan. Als onderpand stelde hij verschillende landerijen in de gemeenten Ambt Hardenberg en Gramsbergen, alsook zijn zojuist gebouwde windkorenmolen en woning. Mocht dit onderpand in geval van in gebreke blijven niet voldoende zijn, dan stond zwager Johannes Gerhardus Bouwhuis garant voor de rest van het bedrag. Bouwhuis was een kapitaalkrachtig man. Hij was destijds gemeente-ontvanger van Gramsbergen.
Molenaar Jan Antonie van Houselt en Everdina Klazina Bouwhuis kregen zes kinderen die allen in Radewijk geboren zijn: Hendrik (1862), Hendrika (1863), Rudolf (1865), Herman (1866), Gezina Johanna (1867) en Janna Antonia (1869). In mei 1868 kreeg men het zo druk dat een extra helpende hand noodzakelijk bleek. In de Provinciale Overijsselsche Courant werd een advertentie geplaatst waarin een goed zedelijk molenaarsknecht werd gevraagd.
Slechts zes jaar lang kon Van Houselt de molen in Radewijk draaiende houden. Na een bezoek aan de gezellige Gramsberger kermis geraakte hij op 8 december 1868 in het Overijsselsch Kanaal en verdronk. Hij is slechts vijfendertig jaar oud geworden. Twee maanden na zijn overlijden zag dochter Janna Antonia het levenslicht. Ze heeft haar vader dus nimmer gekend.
Na het overlijden van molenaar Van Houselt is de molen, volgens overlevering, meerdere malen verhuurd. Het kan zijn dat weduwe Everdina Klazina Bouwhuis tijdelijk een molenaar in dienst heeft genomen. Naast de molen had de familie een smederij, bakkerij en winkel. Beide laatsten werden in die tijd verhuurd aan broodbakker Hendrik Jan Kampherbeek. Het huurcontract van 12 november 1869 spreekt alleen over de huur van de bakkerij en het woonhuis. Het is nog altijd in bezit van de huidige molenaars. Het contract werd gesloten voor een periode van zes jaar, te beginnen op 1 mei 1869, voor een bedrag van tweehonderd gulden per jaar. Een huurcontract van de molen is niet gevonden.
Uit het bevolkingsregister van Ambt Hardenberg blijkt dat verschillende molenaars en molenaarsknechten hun kost verdienden in de Radewijker molen. Van 1872 tot 1877 was Albertus Bos uit Eelde de molenaar. De laatste twee jaar werd hij geholpen door Sieben Kampstra. Weduwe Van Houselt woonde in die tijd in Gramsbergen.
De zomer van 1877 werd catastrofaal voor de molen. In de nacht van 4 op 5 juli sloeg de bliksem in en zette het in lichterlaaie. Het brandde tot de grond toe af. Gelukkig was men tegen brandschade verzekerd. De brandwaarborgmaatschappij vergoedde de geleden schade. Het moet toeval zijn geweest, maar een dag voor de brand liet molenaar Albertus Bos op het gemeentehuis weten dat hij verhuisde van Radewijk naar Slochteren. Zou de beste man een voorgevoel hebben gehad? We zullen het nooit weten. Hiernaast een krantenbericht uit het Algemeen Handelsblad van 7 juli 1877.
Met het verzekeringsgeld werd een andere molen aangekocht door de familie Van Houselt. Het was de uit 1771 daterende oliemolen van Harm Jansz. Draaier uit Oosterhesselen. Deze achtkantige beltmolen werd in Radewijk weer opgebouwd en deed vervolgens dienst als korenmolen. In de registers van de aangifte tot grondbelasting is te vinden dat de nieuwe molen op 17 december 1877 in gebruik werd gesteld, net op tijd om de Radewijker ingezetenen voor de kerst te voorzien van broodmeel. Zo kon men weer lekkere stoete en koekjes van eigen deeg bakken. De eerste molenaar die we vervolgens in de boeken vinden is Hendrik Pasman. Hij bediende de molen van mei 1879 tot oktober 1880. Enkele maanden later werd door bakker Hendrik Jan Kampherbeek vergunning aangevraagd tot het bouwen van een nieuwe bakkerij. Daarmee kwam een einde aan de huurperiode met de familie Van Houselt. De nieuwe bakkerij, winkel en boerderij werden gebouwd aan de Radewijkerweg nummer 20.
Na het vertrek van molenaar Pasman zien we voor het eerst weer een Van Houselt terug op de molen. Het is Hendrik, de oudste zoon van de verdronken molenaar. In 1886 trouwde hij met Jansje van Braam uit Heemse, dochter van korenmolenaar Jan Feddes van Braam en Hendrika Johanna van Munster. Naast de exploitatie van de molen hadden Hendrik en Jansje ook een eigen kruidenierswinkeltje. Hiernaast een foto van Hendrik van Housselt op latere leeftijd.
Rond 1900 werd er door van Houselt een ansichtkaart uitgegeven..
vlnr: Jan van Braam, onbekend, Jansje van Braam
en Hendrik van Houselt.
Drie jaar voor het trouwen van Hendrik van Houselt was zijn zusje, Hendrika, reeds in het huwelijksbootje gestapt met de uit Vries afkomstige commies Lodewijk ter Voorde. In 1901 kregen Hendrik van Houselt en Jansje van Braam bezoek van Jan Antonie ter Voorde uit Rotterdam, zoon van zwager Lodewijk ter Voorde en diens vrouw Hendrika van Houselt. Neefje Jan Antonie had een kantoorbaan en was om gezondheidsredenen naar zijn oom en tante in Radewijk gegaan om aan te sterken op het gezonde platteland. Jan Antonie zag wel wat in de molen die daar midden op de heide stond en gaf zijn bureaubaantje op. Hij leerde het molenaarsvak en bleef in Radewijk wonen. Zo zorgde hij er mede voor dat de molen, die nogal wat achterstallig onderhoud had, in 1905 van een nieuwe kap werd voorzien. Aanvankelijk huurde hij de molen van zijn oom en tante, maar in 1908 kocht hij het voor drieduizend gulden. Vanzelfsprekend kon hij dat bedrag niet zo op tafel leggen. Daarom werd een bedrag van ƒ. 2500,- geleend van de heren Werners, Kamphuis en Nieuhoff uit Gramsbergen.
Drie jaar later, in 1911, overleed tante Jansje van Houselt-van Braam. Haar echtgenoot, Hendrik van Houselt zag zich genoodzaakt zijn lening van ƒ. 3400,- terug te betalen aan de geldschieters Bouwhuis, Werners en Nieuhoff. Om die reden werden de onroerende goederen, gelegen rondom de molen, bij opbod verkocht. Op genoemde veiling kocht neef Jan Antonie de woning, de schuur, het erf en de landerijen voor een totaalbedrag van ƒ. 2700,-.
Op achtentwintigjarige leeftijd trouwde Jan Antonie ter Voorde in 1913 met Johanna Margaretha Hagedoorn uit Gelselaar bij Borculo. Johanna was onderwijzeres aan de openbare lagere school in Radewijk. Ze stamde uit een horeca-familie en derhalve kwam er in het woonhuis van de familie Ter Voorde ook een kleine taveerne. Tot 1914 werd veel maalwerk verricht voor de boeren uit Duitsland. Met name uit Heesterkante en Wielen kwam men naar Radewijk om het koren te laten malen. Het echtpaar Ter Voorde kreeg drie kinderen: Lodewijk (1914), Jan Gerhard (1917) en Hendrika Gerharda (1922). Slechts een jaar na de geboorte van hun jongste kind, overleed Johanna Margaretha Hagedoorn, in de leeftijd van 36 jaar. Bijna twee jaar later hertrouwde de molenaar met Hendrika Hermsen (Schotkaamp). Uit dit huwelijk is alleen Johan Jan Hendrik geboren (1926).
In 1934 kreeg Jan Antonie ter Voorde het wat gemakkelijker toen zoon Jan Gerhard hem ging assisteren bij zijn werkzaamheden op de molen. Nog later hielp ook jongere broer Johan mee, want naast de molen was er ook nog een boerderij te bewerken. In 1967 werd de molen opnieuw voorzien van een nieuwe kap en ook de romp van het gebouw werd met nieuw riet gedekt. Helaas hebben de rietdekkers – wellicht doordat ze onjuist geïnformeerd waren – de molen voorzien van een foutief jaartal. In grote cijfers werd ‘1867’ aangebracht als het jaar waarin de molen was opgebouwd. Daarmee dateerden ze het bouwwerk tien jaar te vroeg. De zes had een zeven moet zijn…
J.A. ter Voorde en Hendrika Hermsen
Het Noord-Oosten van 23 februari 1962 schreef:
Windlust. Die mooie molen van Radewijk, van Ter Voorde, is in gevaar. Het is nog helemaal niet zo lang geleden of je kon zo dagelijks nog de vier wieken van de molen rond zien wentelen. Honderd jaar lang achtereen heeft die molen dat daar al gedaan. Nu is de molen maar twee wieken meer rijk, want de ene helft bleek niet meer betrouwbaar te zijn. Ze werd een gevaar voor de omgeving en daarom heeft men ze verwijderd. Of er nog weer nieuwe aan komen? Dat hangt van de omstandigheden af. Honderd jaar geleden heeft men daar in Radewijk vergunning gekregen voor het stichten van een molen. Een heel eenvoudige molen was dat. Een goedkoop bouwsel, dat toch eigenlijk niet berekend was voor de grote taak: de landbouwers uit Radewijk lieten steeds meer graan malen. Toen heeft men een nieuwe molen gekocht in Oosterhesselen. De boeren aldaar hebben die een zestig jaar geleden met hun gerij gebracht. Ze hebben er een landelijk feest van gemaakt. En bij die gelegenheid hebben de Oosterhesselaars in Radewijk bijna een vat jenever gedronken. Zo weet men vandaag althans nog te vertellen, maar het zou ons niet verwonderen wanneer er uit Radewijk zelf ook helpers te pas zijn gekomen.
De nieuwe molen kwam in goede handen. Die is nog in goede handen, want vader en zoon Ter Voorde houden van die molen. Ze willen die wel graag houden ook. En wanneer het kan, dan blijven ze die gebruiken. Economisch? Och, wanneer het molengevaarte zelf maar niet zoveel kosten zou opleveren. Dan is zo’n mooie molen met een beetje liefhebberij nog wel te gebruiken. Maar de kosten… Alleen de vernieuwing van de beide versleten wieken zal een slordige vierduizend gulden kosten, maar dan verder. De bovenbouw van de molen wordt er niet beter op. Die heeft verder ook tal van voorzieningen nodig. Eigenlijk hebben de Ter Voordes goede plannen met hun molen. Ze willen die nog wel eens degelijk restaureren en moderniseren, zodat de bruikbaarheid aanzienlijk wordt verhoogd. Want ze houden van hun molen. Met een flinke aanpak is te bereiken, dat ze evenals de voorgaande jaren (misschien zelfs nog fraaier) praalt in het landelijke schoon van Radewijk.
De oude molenaar hield van zijn werk en daarom zou het tot zijn 86ste duren voordat hij zijn levenswerk – in 1971 – overdroeg aan zijn zoons Jan Gerhard en Johan Jan Hendrik ter Voorde. In de stormnacht van 2 op 3 januari 1976 maakten de gebroeders spannende uren mee. Ze hadden niet op zoveel wind gerekend, dus de molen stond alleen op de vang (rem) en begon vanwege de harde wind door te trekken. Met drie man sterk zijn ze op de molenbelt, waar je nauwelijks kon staan door de orkaankrachten, bezig geweest met het bevestigen van kettingen aan de wieken. Begin 1981 werd de molen van binnen gerestaureerd en onder andere voorzien van een nieuwe zolder. Ook werd het aantal maalstoelen uitgebreid van twee naar drie stuks.
Deze prachtige foto is gemaakt in maart 1984. Jan Gerhard ter Voorde controleert de “scherpte” van het meel, gemalen op zijn molen Windlust in Radewijk. Hij vierde hier zijn 50-jarig jubileum als molenaar. Ter Voorde was geboren op 20 juni 1917 en overleed op 30 oktober 2009.
Een belangrijke bijdrage aan het werk op de molen en de boerderij is geleverd door Everdina ter Voorde-Hamberg en oma Ter Voorde-Hermsen.
Het jaar 1986 is een zwarte bladzijde in de geschiedenis van het molenaarsgezin Ter Voorde. Hun 26-jarige zoon Jan Antonie, die in september 1985 was getrouwd en al enkele jaren als opvolger in het bedrijf werkzaam was, verongelukte bij een verkeersongeval. Zijn vrouw Julia raakte ernstig gewond. Dit alles gebeurde op enkele kilometers afstand van de molen. Tijdens deze periode stond de molen in rouwstand. Er volgde een moeilijke en onzekere tijd voor de familie en de molen. In hetzelfde jaar ontdekte men een breuk in een van de roeden (wieken). Dit werd gelast, maar niet afdoende. In 1987 werd de roede vervangen. Een dochter en schoonzoon van Jan Gerhard ter Voorde, Jo en haar man Johan Nijeboer, pakten eind 1986 het molenaarsvak op. Het bedrijf rond de molen werd verder uitgebreid en gemoderniseerd. Helaas ging het soms een beetje ten koste van de belt rondom de molen, maar het malen gebeurt natuurlijk nog op dezelfde oude manier. Alle dagen gaan de wieken rond als er maar een vleugje wind is. Is deze er niet, dan wordt gemalen op kracht van een elektromotor. Zo ziet men dan nog de laatste jaren als er wind is, de molen van vroeg tot laat in bedrijf.
In 1994 vierde Jan Gerhard ter Voorde zijn zestigjarig jubileum als molenaar. De molen was zijn lust en zijn leven. Broer Johan heeft zich iets minder met de molen bemoeid. Wel bracht hij veel meel, kunstmest e.d. met de tractor en wagen naar de boeren in de omgeving. Ook hield hij deels de administratie bij.
In 2020 brachten Jo en Johan de molen onder in een stichting. Op 29 december ondertekenden ze de notaris akte voor overdracht van de molen aan de stichting.
Als middelpunt van de buurtschap Radewijk vervulde het vroeger vooral een maatschappelijke en sociale functie. Tegenwoordig is het vooral een herkenningspunt voor de Radewijker ingezetenen. Ze moeten eerst de molen gezien hebben, en dan zijn ze weer thuis…
Trijn Holtrop maakte deze foto op 23 februari 2016; de molen zonder wieken tijdens de grootschalige restauratie.
bron: Stichting Historische Projecten